Iedereen is moe, niemand heeft tijd. Wat betekent werk nog in een samenleving waarin steeds meer zekerheden wegvallen? Waarom werken we eigenlijk zo hard? En voor wie? Kunnen we ons een samenleving voorstellen waarin betaald werk een minder centrale rol in ons leven krijgt? Op woensdag 30 maart kwamen we bij elkaar in poppodium de Nieuwe Anita voor een goed gesprek over werk.
De avond was nadrukkelijk geen panelsessie met gastsprekers op een podium, maar een collectief gesprek met een fishbowl: een groepsopstelling voor een gesprek waaraan iedereen aan kan deelnemen, waardoor de kunstmatige grenzen tussen publiek en sprekers wegvallen. Sprekers die van te voren al waren aangekondigd: Marguerite van den Berg, socioloog verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en auteur van ‘Werk is geen oplossing’, en Denise Harleman, oprichter van Collectief Kapitaal, dat onderzoek doet naar nieuwe vormen van solidariteit. De avond werd ingeleid door een filmvertoning van kunstenaar, criticus en onderzoeker Alina Lupu over precaire arbeid in de kapitalistische economie en begeleid door Sophie Bloemen, co-directeur van Commons Network.
Neoliberal Amnesia
Neoliberal amnesia. Zo noemt Alina Lupu het verschijnsel dat ze wil bevragen met haar documentaire: Our love to ‘move on’. “I think what we should be aiming for is not individual survival, but collective thriving.”
De korte film, iets meer dan 15 minuten, is een rondleiding door haar werkkamer, waarbij de kijker wordt overdonderd door haar indrukwekkende bibliotheek met boeken over precaire arbeid, automatisering, platformeconomie, feminisme en nog veel meer. De beelden worden voorzien van een soundtrack waarop Lupu een monoloog voorleest, over haar praktijk als kunstenaar, over de bevindingen van haar meest recente deep-dive in de precaire flits-arbeid, een onderzoek waarin zij als het ware undercover ging als deliveroo-bezorger.
We zien Lupu in de stad met haar groene, vierkante deliveroo-rugzak. We zien haar als gast-spreker op conferenties over de sharing economy. We zien haar als lid van de nieuwe FNV-afdeling voor platformwerk op een demonstratie. En we zien boeken, heel veel boeken. Sarah Jaffe’s Work Won’t Love You Back, Silvia Federici’s Caliban and the Witch, Aaron Benanav’s Automation and the Future of Work, Paulo Freire’s Pedagogy of the Oppressed, David Graeber’s Debt en Bullshit Jobs, maar ook Data Feminism van D’Ignazio en Klein, O’Connels’ To Be a Machine, Klein’s No Logo, Lucia Berlin’s A Manual for Cleaning Women, en ook Lupu’s eigen boek, This Is A Work Of Fiction. Als bonus heeft Alina Lupu de hele film Online gezet.
Zorgzaamheid en de rol van werk
“Er zijn een aantal dingen in de Alina’s film die je herkent als je werkt voor je bestaanszekerheid”, reageert Marguerite van den Berg. Het speculeren over de toekomst, het voortdurend uitzetten van meerdere lijntjes naar de toekomst, de belofte dat werk voldoening en zingeving zou moeten brengen, dat het méér is dan een middel om de rekening te betalen. “Onzekerheid kent vele vormen.”
In haar boek maakt ze hierom een bewust onderscheid tussen het begrip ‘precariaat’ en ‘precarisering’. ‘Precariaat’ wordt vaak gebruikt om een specifieke groep werkenden in onzekere arbeidsomstandigheden te beschrijven. Het creëert een kloof, een fictieve afstand tot een bepaalde groep in de ‘onzekere marge’. “Dit ondermijnt een gesprek over onzekerheid als iets van ons allemaal”, stelt Van den Berg tijdens het gesprek. De term ‘precarisering’ gaat over hoe onzekerheid ons allemaal raakt en ons allemaal bestuurt, op verschillende hoogten en verschillende manieren. Door het als een collectief begrip te zien wordt er ruimte gecreëerd om een gesprek te voeren over nieuwe solidariteit.
“Kapitalisme kan voortdurend aan waardevermeerdering doen door niet alleen het uitputten van de aarde, maar ook van ons”, legt Van den Berg uit. Voor een economie gericht op continue expansie is de neiging tot uitputten een structurele karaktereigenschap.
Alles en iedereen is uitgeput en staat onder druk. Druk om te blijven werken om de steeds hogere rekeningen te betalen, om onze groeiende consumptie bij te houden, en om onze schulden af te lossen. Steeds onzekerder wordende arbeidsomstandigheden nemen we voor lief. Kunnen we het ons in zo’n systeem überhaupt veroorloven om werk te weigeren?
Tijdens de avond wordt duidelijk dat het begrip ‘werk’ aardig opgerekt kan worden. Is huishoudelijk werk ook werk? En vrijwilligerswerk? Mantelzorg? Hiervoor is het nuttig om beroep te doen op een term die Van den Berg kort noemt tijdens de avond in de Anita maar die uitgebreider aan bod komt in haar boek: ‘reproductieve arbeid’.
Zolang we reproductieve arbeid niet erkennen als werk heeft praten over emancipatie geen zin’, stelt ook Van den Berg tijdens het gesprek. Is het geen emancipatie als vrouwen meer en harder en beter betaald gaan werken? ‘Ik vind een afhankelijkheidsrelatie met een baas een hele vreemde plek om naar onafhankelijkheid en emancipatie te zoeken’, antwoord ze. Bovendien zijn er heel veel vrouwen waarvoor werk helemaal geen kwestie is van zelfontplooiing, maar gewoon keiharde noodzaak.
Ze beaamt dat we een ander soort feminisme nodig hebben. ‘Een feminisme dat de betaalde baan als de kans op ontplooiing neerzet en neerkijkt op het bestaan van een huisvrouw helpt niet.’ ‘Het model waarin niemand nog tijd heeft voor geliefde of het huishouden, waarin niemand nog tijd heeft om er voor elkaar te zijn, om te zorgen, omdat iedereen te druk is met betaald werk is geen goed alternatief’ schreef ze al in haar boek.
Verzet en alternatieven: initiatiefnemer Denise Harleman van de stichting Collectief Kapitaal vertelt over haar drive om andere vormen van solidariteit te verkennen. Met Collectief Kapitaal haalde ze tienduizenden euro’s op van honderden donateurs, die allemaal wilden meedoen met dit experiment om mensen een extra uitkering te geven, een soort basisinkomen, maar dan anders.
Wat voelen die donateurs daarbij, en hoe is het om ergens niets voor terug te willen? Hoe manifesteren de ontvangers zich, en hoe zit het met de vrijwilligers van het initiatief? Een grote werkgroep binnen het collectief doet onderzoek naar deze vragen en nog veel meer. Doel is om de bestaanszekerheid opnieuw uit te vinden, van onderop. Met elkaar.
In het gesprek met Alina Lupu en Marguerite van den Berg wordt duidelijk wat de drijfveer is van Denise Harleman: ‘Ruimte creëren voor iets anders’. Collectief Kapitaal begon vanuit het idee ‘bestaanszekerheid is een recht’, vertelt Harleman. Maar tegenwoordig is er een groeiende kloof van ongelijkheid en onzekerheid. Met aan de ene kant allerlei mensen die niet meer mee komen, en aan de andere kant ‘een institutionalisering van wat wij denken dat verantwoordelijkheid is’.
Gelukkig verandert er ook wat, ziet Harleman. ‘Het idee dat iemand schuld heeft als iemand in een precaire situatie zit begint te veranderen.’ Oorspronkelijk is bestaanszekerheid natuurlijk iets waar de overheid in voorziet. Maar daar gaat ook teveel mis. ‘De overheid zou in bepaalde dingen goed moeten zijn’, zegt Harleman. ‘Ik hoop dat wij met onze inzichten uiteindelijk de overheid weer beweeglijk kunnen maken, en dat wij onszelf kunnen opheffen.’
Marguerite van den Berg vult aan. ‘De aanname is: als mensen onzeker zijn, dan werken ze meer. In Den Haag hebben beleidsmedewerkers het met een stalen gezicht over “arbeidsmarktactivering”. Het onzeker houden van mensen is een structurele eigenschap van onze huidige verzorgingsstaat.’
Het toeslagenschandaal is het dossier waar mensen het meest aan refereren, ook vanavond weer. Daar komt zoveel in samen. Gevraagd naar de rol van de vakbond in deze nieuwe inzichten over arbeid, antwoordt Van den Berg: ‘ik ben heel kritisch op de vakbond, omdat ze vooral dromen over een wereld waarin iedereen vaste baan heeft, maar ik blijf wel lid. Maar het beste bewijs dat ze nu geen goede rol spelen is wel hun afwezigheid in datzelfde toeslagenschandaal. In plaats van op te komen voor de slachtoffers, voerden ze actie omdat de helpdeskmedewerkers van de Belastingdienst te veel werkdruk hadden.’
Annet, directeur van een basisschool in Utrecht in een kwetsbare wijk, mengt zich in het gesprek. Hoe ga je aan jonge kinderen uit gemarginaliseerde groepen uitleggen dat werk geen oplossing is? Op school wordt hen juist geleerd dat werken beter is dan het alternatief, dat voor kansarme kinderen vaak heel slecht is. Criminaliteit bijvoorbeeld. De basisschool-directeur: ‘wij willen die kids gewoon een plekje in de maatschappij geven en een carrière opbouwen is voorlopig de beste manier voor hen. Is het idee dat werk geen oplossing is niet een beetje elitair?’
Hierop ontstaat een levendige discussie. Lisette Olsthoorn, die als kunstenaar zelf veel onderzoek deed naar precarisering, en daarvoor onder andere een film over werkweigering maakte, vertelt: in haar onderzoek naar Uber-chauffeurs ziet zij dat die mensen vooral vrij willen zijn, vrij om zoveel te verdienen als ze willen, om zelfstandig te kunnen zijn. Ze streven een gevoel van trots na, juist omdat ze vaak uit een milieu komen waarin ez weinig kansen hadden, in een samenleving waarin ze al bij de start met 1-0 achter staan.
Van den Berg schetst in haar werk een nieuw vergezicht, en bekritiseert tegelijk de economie die totaal gebaseerd is op exploitatie van arbeid. Harleman ontwerpt in haar werk nieuwe vormen van bestaanszekerheid, en geeft daarmee invulling aan het voorzetje dat Van den Berg geeft in haar boek. Collectief Kapitaal biedt inspiratie, zoals tal van experimenten over de hele wereld dat proberen te bieden. Maar is het al concreet genoeg om handelingsperspectief te bieden aan de realiteit van de basisschool in de kwetsbare wijk in Utrecht?
Misschien niet. Maar wat in deze avond wel heel duidelijk wordt is dat er veel inspiratie valt te putten uit de kritiek en het alternatief: zowel de zeer kritische analyse van onze huidige politieke economie van Marguerite van den Berg als het zeer vernieuwende initiatief van Collectief Kapitaal dragen een mobiliserende kracht in zich.
Als de arbeidsmarkt zoals die nu is geen perspectief biedt aan mensen, moeten we ze daar dan wel op af sturen? Wat zegt het over onze maatschappij dat we mensen geen alternatief kunnen bieden dan emancipatie door werk?
‘Ik zou zo graag willen dat we dromen over andere dingen dan onze individuele carriere. Over onze collectieve toekomst bijvoorbeeld’, zegt Harleman. ‘De vraag ‘wat wil je worden later’ impliceert ook dat je baan je identiteit bepaalt. Dat ligt heel erg in onze cultuur besloten.’
Om die cultuur te transformeren moeten we andere structuren gaan bouwen. ‘Je moet die andere wereld gaan prototypen, gaan bouwen, daarmee gaan experimenteren’, zegt Harleman. ‘We moeten zuurstof hebben om anders na te denken over andere vormen van bestaanszekerheid.’ En Van den Berg herinnert ons eraan: ‘het onthouden van arbeid is ons grootste machtsmiddel’.